info@lifeexperts.be
facebook
linkedin
19/01/2024 employee benefits groepsverzekering onderfinanciering minimumrendement

Om aangeslotenen te beschermen werd een minimale rendementsgarantie ingevoerd. De inrichter moet eventuele tekorten zelf bijpassen.

Voor wie is dit artikel?  Enkele begrippen.       

Dit artikel is gericht  aan inrichters met een bedrijfsgebonden pensioentoezegging. Voor de eenvoud vervangen we hieronder “inrichter” door “werkgever” en “pensioentoezegging” door “groepsverzekering”.  Met andere woorden: dit gaat over werkgevers die een groepsverzekering voor loontrekkenden aanbieden. 

Bovendien gaan we ook even uit van een klassieke groepsverzekering met een vaste intresvoet (een zogenaamd Tak21-plan) met vaste bijdrage (wat we  een "DC-plan" of een “Defined Contribution-plan” noemen).  Een "vaste bijdrage" wil zeggen dat de belofte van de werkgever aan de werknemer wordt uitgedrukt in de vorm van een jaarlijkse premie.    

Hieronder spreken we ook over "slapers".  In deze context is een “slaper” is een officiële term voor een ex-werknemer, die bijvoorbeeld na het verlaten van de firma zijn spaarreserve liet staan onder het plan van zijn ex-werkgever. Er wordt voor deze aangeslotene geen actieve bijdrage meer betaald, maar zijn spaarcenten blijven onderhevig aan het contract dat zijn ex-werkgever met de verzekeraar sloot. Als tegenvoorbeeld: personen die spaarreserves van een vorige werkgever hebben ondergebracht onder een zogenaamde onthaalstructuur zijn per definitie geen slapers, want hun reserves vallen niet meer onder het contract van dat hun ex-werkgever met de verzekeraar sloot. 

Nu we dit van tafel hebben...    

Waarover gaat dit?

Als een werkgever een groepsverzekering onderschrijft, dan neemt deze een aantal verplichtingen op zich.  Stel bijvoorbeeld dat de werkgever belooft om jaarlijks 4% van de jaarbezoldiging van elke medewerker te storten in een pensioensplan.  In dat geval moet die werkgever die verplichting eerst en vooral "externaliseren".  Dat wil zeggen: hij mag dat bedrag niet zelf beginnen te beleggen en zo opsparen voor z'n werknemer. Hij is verplicht om met zijn belofte aan te kloppen bij een verzekeringsmaatschappij en te vragen of die verzekeringsmaatschappij tegen betaling van een fiscaal aftrekbare premie die belofte voor hem wil uitvoeren.  Die verzekeraar zal vervolgens een intrestvoet toekennen op de stortingen die werkgever doet voor z'n werknemer.  Maar daarmee is de kous niet af.  Opvallend is dat niet alleen de verzekeraar, maar ook de werkgever moet zorgen dat die storting een minimum rendement haalt.   Daardoor doet een werkgever indirect twee beloftes: niet alleen belooft hij voor zijn medewerker een bepaald bedrag te storten, maar hij belooft ook dat dat bedrag een bepaald rendement zal halen.  En hoewel de verzekeraar al voor een rendement zorgt, is het finaal de werkgever die er voor verantwoordelijk is...  

Hoe is deze regelgeving ontstaan?

Het kan vreemd lijken dat je, als werkgever die een pensioenplan afsluit en daarbij toch al belangrijke financiële engagementen op zich neemt,  zonder het goed te beseffen nog een verplichting op je nek haalt.  Hoe komt dat zo?  Wel, in België wordt gezorgd voor een gelijk speelveld op vlak van aanvullende pensioenen.  Of je nu een grote sectorale inrichter bent (vb. de metaalsector) die een sectoraal plan aanbiedt in de vorm van een eigen pensioenfonds aan enkele tienduizenden arbeiders, of je bent een kleine KMO met 10 personeelsleden die een groepsverzekering aanbiedt aan de medewerkers via een verzekeraar: voor beide inrichters gelden dezelfde spelregels.  En die spelregels bevatten nu eenmaal ook een rendementsgarantie.  

In mensentaal, wat is de wettelijke rendementsgarantie?  

Kort gesteld is deze op dit moment 1,75% met verrekening van een maximum van 5% kosten.   

Een voorbeeld.  Stel, op 1 januari wordt 100 euro gestort (netto, dus na afhouding taksen) in de polis van Piet; dan moet er op 1 januari van het jaar daarop  in de spaarpot van Piet bij de verzekeraar minstens dit bedrag zitten: 

(premie 100 x ( 1 - 5% maximum kosten )) x ( 1 + 1.75% minimumrendement )

=  minimumreserve einde eerst jaar 96,66 euro   

Piet blijft in dienst, en dus vervolgens wordt er opnieuw 100 euro gestort, en dus moet het jaar daarop in januari de spaarpot minstens bevatten: 

 ((nieuwe premie 100 x ( 1 – 5% maximum kosten)) + minimumreserve einde eerste jaar 96,66 )  x (1 + 1.75% minimumrendement)

=  minimumreserve einde tweede jaar 195,01 euro

Wettelijk gezien moet de polis van Piet in het begin van het tweede jaar minstens 195,01 euro reserve bevatten. 

Stel dat de verzekeraar nu twee jaar na mekaar een jaarrendement van 2% haalt en een totale kost van 4% op de premie rekent,  dan zal Piet in zijn contract deze reserves terugvinden: 

(100 x ( 1 - 4% werkelijke kosten )) x ( 1 + 2% werkelijk rendement )

= werkelijke reserve einde eerste jaar 97,92 euro   

Piet blijft in dienst, en dus vervolgens wordt er opnieuw 100 euro gestort, en dus zal het jaar daarop in januari de spaarpot bevatten: 

((nieuwe premie 100 x ( 1 – 4% werkelijke kosten)) + werkelijke reserve einde eerste jaar 97,92 )  x (1 + 2% werkelijk rendement)

=  werkelijke reserve einde tweede jaar 197,80 euro

In dit geval is de werkelijke reserve 197,80 euro en ze zou minstens 195,01 euro moeten zijn.  De situatie is OK, en er is dus geen tijdelijk tekort (zie verder).  

Vanwaar komt de 1,75%?

Dit percentage werd aanvankelijk in de wet bepaald. De garantie voor werknemersbijdragen bedroeg aanvankelijk 4,75%, maar werd in 1999 verlaagd tot 3,75%. De garantie voor werkgeversbijdragen bedroeg aanvankelijk 3,25%. Sinds 2016 wordt de rendementsgarantie niet langer in de wet bepaald, maar elk jaar opnieuw berekend door de FSMA. De berekening is gebaseerd op een formule die de rente op staatsleningen op 10 jaar als uitgangspunt neemt. Als de rente op staatsleningen daalt, daalt ook de rendementsgarantie. Omgekeerd stijgt de rendementsgarantie wanneer de rente op staatsleningen stijgt. De rendementsgarantie moet wel minstens 1,75% bedragen en mag niet hoger liggen dan 3,75%. De rente voor het volgende jaar wordt elk jaar op 1 januari vastgelegd. Sinds 2016 bedraagt de wettelijke rendementsgarantie 1,75%.  Gezien de stijging van de rente op staatsleningen mogen we verwachten dat de 1,75% zal stijgen op 1 januari 2024.  Op het moment van publiceren van dit artikel was de nieuwe intrestvoet nog niet gekend.

Wat is de wettelijke rendementsgarantie, meer in detail?  

Als we wat meer in detail gaan, stemt de wettelijke rendementsgarantie overeen met:

  1. Bij werkgeverstoelagen, het bedrag opgebouwd door de kapitalisatie, tegen de overeenkomstig de Wet betreffende de aanvullende pensioenen vastgelegde en door de FSMA gepubliceerde rentevoet(en) (zijnde 1,75 % op 1/01/2018) van de werkgeversbijdragen die erin gestort worden verminderd met de kosten beperkt tot 5 % van de bijdragen.
  2. Bij persoonlijke bijdragen, met het bedrag opgebouwd door de kapitalisatie, tegen de overeenkomstig de Wet betreffende de aanvullende pensioenen vastgelegde en door de FSMA gepubliceerde rentevoet(en) (zijnde 1,75 % op 1/01/2018) van de persoonlijke bijdragen die erin gestort worden.

Als  in de eerste vijf jaar na de aansluiting in het planuittreding van de aangeslotene, pensionering of betaling van de prestaties voor pensionering, opheffing van onderhavige pensioentoezegging gebeurt, wordt de hierboven voorziene kapitalisatie van de werkgeversbijdragen vervangen door een indexering, indien deze leidt tot een lager resultaat. De indexering gebeurt op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen, conform de wet van 2 augustus 1971.

Let op: voor slapers is de werkgever over het algemeen gehouden tot een rendement van 0% op de reserves voor de toekomst.   De verzekeraar moet desondanks gelijke rendementen blijven toekennen voor alle aangeslotenen, slapers of actieven.    Hierdoor zal de reserve van de slaper blijven aangroeien terwijl de ex-werkgever gehouden is tot een nulrendement.    Dat betekent dat een eventueel tijdelijk tekort dat er was op het moment van een uitdiensttreding, toch kan verminderen in de periode als slaper.    

Wat is een tijdelijk tekort op de wettelijke rendementsgarantie?

Een tijdelijk tekort ontstaat op werknemersniveau als de reserve in de groepsverzekering lager is dan wat er wettelijk moest voorzien zijn. Tijdelijke tekorten worden jaarlijks  berekend om te zorgen dat de werkgever niet voor verrassingen komt te staan bij het vaststellen van de finale tekorten.   Een finaal tekort ontstaat op het moment dat de reserves in de polis moeten vereffend of overgedragen worden.  Bijvoorbeeld bij pensionering. 

Hoe wordt een tekort bepaald?  

  1. Enerzijds heb je in een persoonlijke polis van een medewerker de opbouw van de effectieve spaarreserve (A). Dit is het deel van premie  dat gestort wordt door werkgever of werknemer en bestemd is voor pensioenopbouw. Daarvan worden de beheerskosten afgehouden (voor verzekeraar en bemiddelaar, gemiddeld 3%). Vervolgens wordt de intrestvoet toegekend (stel 1,60%). Vervolgens wordt de winstdeelname toegekend (stel 0,50%).
  2. Anderzijds heb je de berekening van de virtuele reserve (B), namelijk de reserve die er minstens wettelijk moet zijn. Dit is het deel van premie die gestort wordt door werkgever of werknemer dat bestemd is voor pensioenopbouw.  Daarvan wordt 5% afgehouden in geval van een werkgeverstoelage en 0% in geval van een werknemersbijdrage. Vervolgens wordt het wettelijk vereiste minimumrendement toegekend, zijnde 1,75%.

Als A groter is dan B, dan is er geen tekort voor die aangeslotene op dat moment (de situatie van Piet hierboven).

Als B groter is dan A, dan is er een tekort voor die aangeslotene op dat moment.

Deze berekening wordt periodiek door een verzekeraar gedaan op de volledige populatie van een werkgever en aan de werkgever bezorgd. Zo kan er op 1 januari 2024 een tekort zijn van bv. 500 euro voor een medewerker, 300 euro voor een tweede medewerker en 0 euro voor de overige 10 medewerkers.

Wat als er een tijdelijk tekort is?

Bij een tijdelijk tekort wordt de werkgever verzocht dit tekort "bij te passen". Dit wil zeggen dat de werkgever een bijkomende factuur krijgt met de som van alle tekorten in dat jaar. De storting komt hierbij niet op de individuele polissen van de werknemers terecht, maar wel in een collectief financieringsfonds van de werkgever bij de verzekeraar. Dit is een soort van “spaarrekening” die dezelfde rendementen geniet als de groepsverzekering zelf.  In het bovenstaande voorbeeld zal de werkgever verzocht worden 800 euro te storten in het financieringsfonds.

Wat is een finaal tekort op de wettelijke rendementsgarantie? Wanneer ontstaat dit?  Hoe wordt dit behandeld?

Een finaal tekort kan ontstaan bij uittreding van de aangeslotene, uitkering bij pensionering of opheffing van de pensioentoezegging. Zijn er tekorten, dan worden deze eerst uit het financieringsfonds gehaald en dan wordt dewerkgever gevraagd de eventueel nog ontbrekende stortingen te doen vooraleer kan overgaan worden tot bv. de vereffening naar aanleiding van pensioen.

Wie bekostigt de rendementsgarantie?

Het zal duidelijk zijn uit bovenstaande dat de wettelijke rendementsgarantie ten laste is van de werkgever. Zowel op de werkgeversreserve, als op de werknemersreserve.  

Hoe wordt de rendementsgarantie berekend wanneer de rentevoet wijzigt?

Een verandering in de rentevoet heeft een complexe invloed op de garantie van het rendement.   Bovendien zijn er twee manieren om dit te berekenen: een horizontale en een verticale manier. 

  • De horizontale manier betekent dat de nieuwe rentevoet alleen geldt voor de nieuwe bijdragen en dat de oude bijdragen de oude rentevoet behouden.
  • De verticale manier betekent dat de nieuwe rentevoet zowel voor de nieuwe als voor de oude bijdragen geldt, inclusief hun verdere kapitalisatie. 

Pensioenplannen die door een verzekeraar worden beheerd met een gegarandeerd rendement (tak 21) gebruiken meestal de horizontale manier. Pensioenplannen die door een pensioenfonds of door een verzekeraar worden beheerd zonder gegarandeerd rendement (tak 23) gebruiken meestal de verticale manier.

Wat als ik een financieringstekort heb in mijn groepsverzekering?

Je kan een historisch tekort moeilijk wegwerken. Echter kan je toekomstige tekorten wel trachten te vermijden.  En als je het goed aanpakt kunnen overschotten in de toekomst mogelijks ook tekorten uit het verleden compenseren.   Dit kan door de juiste Tak21-verzekeraar te kiezen, de kosten van het plan te bewaken, een persoonlijke bijdrage te vermijden.  Life Experts kan u daarbij helpen.  Afhankelijk van het premievolume en de complexiteit of eenvoud van de aanvullende pensioenen in uw bedrijf, kan het aangewezen zijn uw groepsverzekering te gaan financieren via een Tak23 Cash Balance financieringstechniek of een Hybride DC Tak21/tak23 financieringstechniek.   Beide technieken kennen voor Life Experts geen geheimen.  In dit geval tracht men hogere potentiële rendementen te bekomen door (gedeeltelijk) in fondsen te beleggen. Afhankelijk van de gekozen techniek ga je een deel van het potentiële meerrendement ook verdelen over uw werknemers.

Een goede raad: het omwerken van een bestaande groepsverzekering met het oog op het wegwerken van toekomstige financieringstekorten is sterk gespecialiseerde materie.  Contacteer ons team voor meer informatie voor de omvorming van uw polis.